‘Ik voel me een schim van de vrouw die ik echt ben.’ Appte ik kortgeleden naar een vriendin van me. ‘Ik ga mezelf niet zielig vinden. Maar baal af en toe wel gewoon. Ik ben namelijk best een leuk persoon diep, diep, diep vanbinnen. En ik zou het zo leuk vinden als mijn man en kinderen haar ook wat vaker zien.’ En ik zou dat zelf denk ik ook best leuk vinden. Dacht ik er nog achteraan. Zijn dit dan die tropenjaren?
Dit zijn de tropenjaren
Met de komst van onze tweede dochter is het nogal chaotisch bij ons in huis. En voor iemand met een brein dat nogal chaotisch is, voelt dat als chaos in het kwadraat. Ik kan goed tegen een nachtje minder lekker slapen. Beter dan m’n vent. Die moet na één slechte nacht al flink incasseren. Maar ik? Twee, drie, vier nachten? Prima. Een week. Red ik ook nog wel. Maar fast-forward een paar maanden en ik voel me een zombie. Een knappe zombie. Dat wel. Want zombies zijn écht walgelijk lelijk. En ik durf best te zeggen dat ik dat niet ben. Knap van mij hè?
Dáááág moed
Dit zijn dus die tropenjaren.
Gebroken nachten en slaapjes die in elkaar overlopen. Nergens heen kunnen. Slaapritmes en schema’s die overhoop gehaald worden bij de oppas. Ontelbare poepluiers. Driftbuien om de meest uiteenlopende redenen. Hannesen, hannesen en nog eens hannesen. Jezelf een beetje verliezen. Wallen tot je knieën. Mennn.
Ik hoop soms dat ik niemand van de moedermaffia tegenkom
Ze zijn rauw. Die tropenjaren. Echt. Vol met spiegels die ik soms liever vermijd. Omdat ze me teveel confronteren. Pijnlijk vermoeiend. Doorgaan terwijl ik wil slapen. Lachen terwijl ik eigenlijk wil huilen. Geduld hebben terwijl ik het liefst alles bij elkaar wil schreeuwen. Omdat mijn dochters het verdienen dat ik geduld heb. Dat ik vriendelijk blijf en warm. En nee. Het lukt dus niet altijd. En sommige dagen lukt het totaal niet. Dan voel ik me een #loedermoeder. En hoop ik dat ik niemand van de moedermaffia tegenkom.